Bezig met laden...
Voedsel verbouwen naast een fulltime baan

Margot Brouwer
09 juni 2020

Toen we drie jaar geleden van het bruisende Amsterdam naar het Groningse dorpje Sauwerd verhuisden, wilden we maar één ding: zelf al onze groentes gaan verbouwen. Er was alleen één probleem: mijn man heeft een fulltime studie en een heftige pollenallergie; ik heb geen pollenallergie, maar wel een fulltime baan als onderzoeker. Bovendien wilden we ook wel eens een weekend naar Amsterdam voor bezoek aan familie en vrienden. Hoe combineer je dit met het verbouwen en verwerken van al je eigen groenten? Een moestuin is toch super veel werk? Tijd besparen is dus het devies.

 

In Groningen is het vinden van een huis met een eigen tuin veel makkelijker (en goedkoper!) dan in Amsterdam. We verruilen ons vierkante-meter-tuintje in de stad voor tweehonderd vierkante meter gazon rondom ons nieuwe huis. In een paar maanden hebben we het gazon vervangen door zelfgebouwde verhoogde moestuinbedden, gevuld met tuinaarde en compost. Het nadeel van moestuinieren in je eigen tuin, is dat het duurder is en moelijker te verkrijgen dan een volkstuin (tenzij je al een eigen tuin hebt, in dat geval zeg ik: “go for it!”), en we krijgen soms vreemde blikken van de buren. Voordeel: het scheelt veel tijd. Ik zou eerlijk gezegd ècht geen zin hebben om, als ik ’s avonds thuis kom van acht uur op kantoor, nog eens tien minuten te moeten fietsen om wat onkruid te wieden en te oogsten. Vooral niet om na aankomst bij het moestuincomplex te ontdekken dat het alweer begonnen is met regenen. Nu kan ik na mijn werk nog snel even de tuin in, of vlàk voor het avondeten nog wat sla plukken. En als het begint te regenen spring ik meteen weer naar binnen. Een luxe die, besef ik me als Amsterdammer, weinig mensen zich kunnen veroorloven!

 

Maar ook al is de moestuin dichtbij, het werk moet nog steeds gedaan worden. Het belangrijkste voor ons is eigenlijk om zoveel mogelijk werk níet te doen, en daar heb ik wat hulp bij van Frank Anrijs: bedenker van de “Natuurlijke Moestuin” methode. Ik heb hem nog nooit ontmoet, maar hij heeft een prachtig boek geschreven: “Zeven Stappen naar een Naturlijke Moestuin”. Hierin staan vooral veel dingen die je niet moet doen: niet spitten, niet sproeien met water, gif of kunstmest, niet alles netjes aanharken… En alles wat je wel moet doen, is uiteindelijk ook tijdbesparend. Dit begint al bij het ontwerp van de tuin: een vertakt netwerk van brede en smalle paden leidt je snel naar je groentebedden. Op deze bedden loop je niet! Ze zijn voorzien van “sleutelgaten” waarin je kunt knielen, zodat je met je armen makkelijk bij een groot stuk tuin kunt. Wij hebben zelf een variant gemaakt in de vorm van een mandala, die zelfs op Google’s satellietbeelden te herkennen is.
 

Een belangrijk aspect van Franks filosofie is mulchen: het bedekken van je tuin met organisch materiaal. Door dit te doen boots je de natuurlijke omstandigheden in een bos na. Daar blijven dode planten, takjes en bladeren, enz. ook liggen, met als gevolg een bodem die geschikt is om woudreuzen te doen verrijzen, zonder dat er iemand ooit moeite voor hoeft te doen! Mulchen heeft namelijk vele voordelen: het zorgt ervoor dat vocht in de bodem blijft (vooral in een droge zomer erg handig), het beschermt tegen harde regen waardoor voedingstoffen niet uitspoelen, het gaat onkruid tegen (minder werk!), en het trekt bodemleven (zoals wormen) aan die de grond luchtig maken en de mulch verteren tot compost (voeding voor je planten!).
 

Als zogenaamd “mulch-materiaal” kun je eigenlijk alles uit je tuin gebruiken: groente-afval, snoeiafval, oogstresten, grasmaaisel, bladeren, en zelfs onkruid (zolang het nog geen zaden heeft gemaakt). Omdat je nooit genoeg mulch kunt hebben gebruik ik al het bovenstaande: alles wat groen of bruin is gooi ik neer ;). Vooral herfstbladeren zijn een bijna onuitputtelijke bron van mulch, dus doen we ons best om alle herfstbladeren uit ons dorp te verzamelen. Onze lieve buren hebben de hele herfst hun tuin geharkt, en alle bladeren die ze verzamelden aan ons gegeven. En als dat niet genoeg was, dan slopen we ’s avonds als het donker was naar de plek waar iedereen in het hele dorp zijn/haar opgeharkte herfstbladeren verzamelde. Ik hoop dat niemand ons gezien heeft terwijl we met de kruiwagen onze buit door de straten reden.
 

Nog één laatste methode om tijd te besparen in je moestuin, is het kiezen van makkelijke planten. Vaste planten hoef je bijvoorbeeld maar één keer neer te zetten, en geven daarna jarenlang oogst: rabarber, aardbei, eeuwige moes en eeuwige broccoli (Nine Star Perennial) zijn een paar van onze favorieten. Aardappelen, aardperen, sjalotten en knoflook zijn knolletjes die je maar één keer per jaar in de grond hoeft te steken, waarna je zonder veel werk het vijfvoudige terug krijgt. En er zijn ook éénjarige planten die erg makkelijk groeien en zich verspreiden: snijbiet (echt een aanrader), mosterd, veldsla, pluksla, winterpostelein, Nieuw-Zeelandse spinazie en verschillende soorten bladkool. Dit zijn bladgroenten die je maar één keer zaait, en waar je vervolgens het hele jaar (en bij een zachte winter zelfs tot volgend jaar) van kunt plukken.

 

Als ze uiteindelijk doorschieten en bloemetjes krijgen, gewoon lekker laten bloeien! Dit vinden de bijen fijn, en als deze planten hun zaad verspreiden over je moestuin heb je volgend jaar weer gratis groente! Tja, die planten groeien dan op de plek waar ze zelf willen groeien, en niet op de plek waar ik ze zaai. Dit heeft als gevolg dat alles een beetje door elkaar heen staat, maar dat is juist weer een goede natuurlijke rem op plaagdieren die dol zijn op één soort groente. Alles lekker een beetje laten gaan dus!

 

Mijn man, die allergisch is voor pollen maar dol is op koken, staat elke dag in de keuken om alles te verwerken. Daar hangt een bord aan de muur waarop ik alle groenten bijhoudt die op dat moment te oogsten zijn, waarop hij vervolgens onze maaltijden kan aanpassen. Op deze manier eten we jaarrond uit onze tuin, met minimaal werk.